Kernconclusies van onderzoek

1) Metacognitieve vaardigheden bepalen het leerresultaat meer dan intelligentie, motivatie, sociaal-economische achtergrond etc.

2) Intellectueel hoogbegaafde leerlingen (IQ ≥ 130) kunnen ook zwak metacognitief gedrag vertonen, vergelijkbaar met minder begaafde leerlingen.

3) Metacognitieve vaardigheden laten een sterke ontwikkeling zien vanaf het 8e/9e levensjaar tot in de volwassenheid. Maar binnen elke leeftijdsgroep bestaan er grote individuele verschillen qua ontwikkeling.

4) Tussen het 13e en 15e levensjaar worden domein- en taakspecifieke metacognitieve vaardigheden omgevormd tot een algemeen repertoire dat in elke nieuwe leersituatie toepasbaar is.

5) Het heeft geen zin om metacognitieve vaardigheden te meten met vragenlijsten. Wel geschikt is hardop-denken, observaties en computer-registraties van het metacognitieve gedrag van de leerling tijdens het uitvoeren van een leertaak.

6) Metacognitieve vaardigheden kunnen vanaf het 8e/9e levensjaar succesvol worden getraind door instructie van Wat, Wanneer, Waarom en Hoe (de WWW&H-regel). Docenten en ouders hebben dan een belangrijke voorbeeldfunctie.

Neem contact op met Marcel Veenman